Koans worden vooral gebruikt in de zentraditie van het boeddhisme, met name in Japan en China. Leerling-monniken kregen vragen of situaties van hun meester als oefening. Niet om het intellect te trainen, maar om het ego en de behoefte aan controle los te laten.
De koan dient als een spiegel: hij laat zien hoe snel we willen verklaren, oplossen, begrijpen, terwijl sommige dingen alleen ervaren kunnen worden. Sommige koans zijn korte, ogenschijnlijk absurde vragen, zoals: “Wat is het geluid van één klappende hand?”
Andere koans zijn korte verhalen met een verrassende wending. Zoals deze: Een zenmeester vroeg zijn leerlingen iets te brengen om het water op te vangen toen het dak lekte.
De eerste bracht een stevige kuip. De tweede kwam met een gevlochten mand. De eerste kreeg een standje, de tweede een compliment. Niet omdat een mand praktisch is, maar omdat het antwoord vrij was van logica en verwachtingen.
Een koan heeft geen vast eindpunt. Soms leeft een leerling er dagen of jaren mee. Het antwoord komt niet voort uit redenatie, maar uit een moment van stilte, overgave of plotseling inzicht.
Koans hangen samen met begrippen als bewustzijn, éénpuntige aandacht, innerlijke stilte en overgave. Het zijn geen raadsels om op te lossen, maar poorten naar een andere manier van kijken.
Het verband met het moderne begrip omdenken is dat een koan je, net als omdenken, uitnodigt om op een totaal andere manier naar een situatie te kijken, buiten je gewone denkkaders om.

Begin je dag beter met de Dagelijkse Gedachte. In je e-mail of in de app. Kijk op www.dagelijksegedachte.nl